Echografie

De fysiotherapeut maakt met echografie opnamen van het houdings- en bewegingsapparaat. Pezen, spieren, banden, slijmbeurzen, botten en gewrichten zijn dan zichtbaar.

Voorbeelden waarbij echografie wordt gebruikt zijn: afwijkingen aan de achillespees, een tenniselleboog en verkalkingen in pezen (bijvoorbeeld rond de schouder). Daarnaast zijn ook spierblessures, hielspoor of een aanwezige slijmbeursontsteking op een echo zichtbaar. Bij de bekkenfysiotherapie wordt echografie ingezet ter beoordeling van een diastase, het functioneren van de de buikspieren, rugspieren en de bekkenbodem. Ook kan de blaasvulling worden gemeten.

Door gebruik te maken van echografie tijdens het onderzoek en/of behandeling is de kans op herstel groter en kan de duur van de herstelperiode worden verkleind.

Echografie is een diagnostisch middel en dus geen behandeling op zich. Wanneer de fysiotherapeut zijn vermoedens wil bevestigen, kan er een echo worden gemaakt. De echo wordt gemaakt op basis van een eerder gedaan intakegesprek en lichamelijk onderzoek. Hiermee wordt de diagnose gesteld en een passend behandelplan samen met u opgesteld. Tijdens en na het behandeltraject kan er nogmaals een echo worden gemaakt en indien nodig het behandelplan worden aangepast.